16 Mar 2025
blog

Analogische toepassing regels bestuurdersaansprakelijkheid bij personenvennootschappen?

Blog

De bestuurders van een failliete BV kunnen door de curator ten behoeve van de gezamenlijk benadeelde schuldeisers worden aangesproken uit onrechtmatige daad. Deze bevoegdheid volgt uit het bekende arrest Peeters/Gatzen van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:1983:AG4521). In een recente zaak, eindigend met een arrest van 6 december 2024 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2024:1803) draaide het in hoofdzaak om de vraag of de Peeters/Gatzen-vordering ook met succes kon worden ingeroepen jegens de vennoten van een gefailleerde vennootschap onder firma. En zo ja, of bij die aansprakelijkheid ruimte is voor analogische toepassing van art. 2:248 lid 2 BW, in een situatie waarin de administratieplicht van art. 3:15i BW is geschonden. Bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ving de curator bot. De Hoge Raad laat die beslissing in stand.

Een nieuwe tendens

Bestuurdersaansprakelijkheid bij BV’s heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen, met name na invoering in 1987 van art. 2:248 BW. Vaak ook wordt de algemene aansprakelijkheidsgrondslag van art. 6:162 BW ingeroepen, vooral indien bestuurders lichtvaardig verplichtingen zijn aangegaan of de verhaalsmogelijkheden hebben gefrustreerd. Ook de interne aansprakelijkheid van art. 2:9 BW zien we in toenemende mate terug in de jurisprudentie. De casuïstiek is zeer gevarieerd.

De laatste jaren valt een nieuwe tendens op, met zaken over aansprakelijkheid van bestuurders van insolvente, private zorginstellingen. Het gaat dan vaak om gevallen waarin zo’n zorgaanbieder in zwaar weer komt, veelal nadat een zorgverzekeraar de rechtmatigheid van ingediende declaraties betwist. Zie bijvoorbeeld de zaken Stichting Indra (ECLI:NL:GHARL:2024:2724), Stichting Social Care 27/7 (ECLI:NL:GHARL:2024:4797) en Roebia Zorg Almere B.V. (ECLI:NL:GHARL:2024:4945).

Iets soortgelijks nu deed zich voor in de onderhavige zaak. Met die bijzonderheid, dat de zorgaanbieder hier was ondergebracht in een vof.

De casus

De feiten in deze zaak zijn vrij overzichtelijk. Zorgaanbieder v.o.f. CareFree Twente gaat eind 2019 failliet. De curator meent primair dat de beide vennoten een ernstig verwijt treft voor de wijze waarop zij de onderneming hebben gedreven, onder meer door in strijd te handelen met de voorwaarden van zorgverzekeraar Menzis (die daarom haar betalingen, waarvan de vof afhankelijk was, beëindigde). Ook voert de curator daarvoor aan dat de vennoten de voor de vof geldende administratieverplichting van art. 3:15i BW hebben geschonden. De curator acht de vennoten met een beroep op analoge toepassing van art. 2:248 lid 2 BW jo. art. 2:10 BW aansprakelijk voor het gehele boedeltekort. Dat tekort omvat onder meer een door de curator erkende (maar door de vennoten betwiste) vordering van Menzis van ruim € 600.000 wegens te veel of onterecht gedeclareerde zorg. De rechtbank wijst de vordering toe (ECLI:NL:RBOVE:2021:3107), het hof wijst de eis af (ECLI:NL:GHARL:2023:7812).

Oordeel van het hof

Ik beperk me hier tot de beslissing van het hof met betrekking tot de vordering gebaseerd op art. 6:162 BW. De curator sprak zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de vennoten tevens aan op grond van de aanzuiveringsplicht van art. 33 WvK. Deze (niet dwingende) bepaling van het personenvennootschapsrecht laat ik hier buiten beschouwing.

Het hof wijst de Peeters/Gatzen-vordering af. Daartoe stelt het hof voorop dat de curator niet (toereikend) heeft onderbouwd dat en hoe de vof door de, volgens de curator, gebrekkige inrichting van haar administratie de gezamenlijke schuldeisers heeft benadeeld. Het hof ziet onvoldoende aanknopingspunten om art. 2:248 lid 2 BW jo. 2:10 BW naar analogie toe te passen: art. 18 WvK biedt de schuldeisers van een vof al de mogelijkheid de vennoten hoofdelijk aan te spreken voor schulden. Een vof is bovendien nu eenmaal geen kapitaalvennootschap, noch zijn haar vennoten bestuurders (rov. 5.4). Los daarvan heeft de curator feitelijk onvoldoende onderbouwd dat de administratieplicht van art. 3:15i BW is geschonden (rov. 5.8). Het hof geeft er overigens wel blijk van de administratie van rechtspersonen als bedoeld in art. 2:10 BW en die van personenvennootschappen vallend onder art. 3:15i BW naar dezelfde ruime maatsteven te beoordelen (rov. 5.9).

Het hof vervolgt met de overweging dat voor toewijzing van de Peeters/Gatzen-vordering in casu vereist is dat de vordering van Menzis op de vof ook in de verhouding curator-vennoten vast moet staan. Dat laatste acht het hof niet het geval, nu de vennoten de vordering van Menzis gemotiveerd en onvoldoende weersproken hebben betwist (rov. 5.11). Bovendien moet volgens het hof aangetoond worden dat de vennoten betrokken waren bij een specifieke benadelingshandeling waardoor “alle schuldeisers” van de vof schade hebben geleden. Het algemene, door de curator aan de vennoten gemaakte verwijt van tekortschietend bestuur naar analogie met bestuurdersaansprakelijkheid acht het hof daarvoor onvoldoende (rov. 5.12).

Cassatie

De curator heeft met enkele rechts- en motiveringsklachten cassatieberoep ingesteld van het arrest van het hof. De Conclusie van A-G Assink strekt tot verwerping van het beroep (ECLI:NL:PHR:2024:1064). De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.

Balans

Ik maak de balans op. Deze interessante zaak ging bij de Hoge Raad als een nachtkaars uit. Over het afwijzen van de analogische toepassing van art. 2:248 lid 2 BW werd door de curator in cassatie niet geklaagd. Het cassatiemiddel verweet het hof met name onjuiste toepassing van de Peeters/Gatzen-doctrine. Die leer vereist slechts dat de gezamenlijke schuldeisers zijn benadeeld. En dus niet, zoals het hof opmerkt, benadeling van alle schuldeisers. Het is begrijpelijk dat de Hoge Raad hier geen woorden aan wijdt. Bij nauwkeurige lezing van het bestreden arrest is duidelijk dat ook het hof met alle schuldeisers doelt op de schuldeisers als eenheid gedacht. Het onderscheid is inderdaad relevant. De Peeters/Gatzen-vordering kan bijvoorbeeld ook worden ingesteld indien wel alle opgekomen concurrente schuldeisers zijn benadeeld, maar één van de boedelschuldeisers of preferente schuldeisers niet.

Toch heeft de uitspraak van het hof iets onbevredigends. Curatoren zijn belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel (art. 68 Fw). De Peeters/Gatzen-leer verruimt dat uitgangspunt enigszins. Curatoren kunnen onder omstandigheden een onrechtmatige daadsvordering jegens een derde instellen, waar de failliet zelf dat niet kon. Bij faillissement van personenvennootschappen lijkt mij in beginsel de Peeters/Gatzen-route niet wenselijk. Via art. 18 WvK kan elke schuldeiser goed voor zijn belangen opkomen door eenvoudig zelf de vennoten hoofdelijk aan te spreken. De boedel van de failliete vof hoeft daarmee niet te worden belast.

Keywords

Administratieplicht
Bestuurdersaansprakelijkheid
Bevoegdheden curator
Faillissement
Onrechtmatige daad
Personenvennootschap

Auteur(s)

Jan Berend Wezeman

Hoogleraar Handelsrecht en Ondernemingsrecht

LinkedIn

Rijksuniversiteit Groningen (RuG)

Jan Berend Wezeman, Rijksuniversiteit Groningen