18 Apr 2025
blog

Uitleg van de statuten van een familiebedrijf

Blog

De rechtbank Den Haag stond in deze kwestie voor de vraag of het gegeven dat sprake is van een familiebedrijf maakt dat de statuten van de vennootschappen in de groep van het familiebedrijf niet puur objectief moeten worden uitgelegd maar met inachtneming van de partijbedoelingen van de opstellers van de statuten, de omstandigheden van het geval en de aard van de vennootschappen. In het vonnis van 19 februari 2025 beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend.

In deze kwestie draait het om een geschil binnen een familiebedrijf, te weten een steenfabriek. Alle aandelen in de werkmaatschappij worden gehouden door een tussenholding (hierna: “de Beheermaatschappij”). Alle aandelen in de Beheermaatschappij worden gehouden door een STAK, die certificaten van aandelen heeft uitgegeven aan de beheermaatschappijen van de vier zoons en één kleinzoon van de inmiddels overleden pater familias. Op enig moment besluit een van de zoons (hierna: “Zoon 1”), die op dat moment twee beheermaatschappijen heeft die allebei certificaten van aandelen houden, om die twee holdings met elkaar te laten fuseren door middel van een juridische fusie (art. 2:309 BW). Als gevolg van deze juridische fusie houdt één van de twee beheermaatschappijen op te bestaan en gaan de certificaten van aandelen die die verdwijnende vennootschap hield (ongeveer 10 %) over naar de andere vennootschap, die daardoor in totaal ongeveer 30 % van de certificaten van aandelen houdt.

 

Statutaire aanbiedingsplicht

Twee van de andere certificaathouders (een andere zoon en de kleinzoon) beroepen zich vervolgens op een in de statuten van de Beheermaatschappij opgenomen aanbiedingsplicht, die in de administratievoorwaarden van de STAK van overeenkomstige toepassing is verklaard op overdracht van certificaten van aandelen. In de statuten, in combinatie met de administratievoorwaarden, is, voor zover voor deze blog relevant, onder meer het volgende opgenomen:

  • Art. 11. Een certificaathouder kan zijn certificaten vrijelijk overdragen aan één of meer van zijn afstammelingen, mits dat tevens afstammelingen zijn van de pater familias, en aan iedere rechtspersoon waarover de uiteindelijke zeggenschap berust bij één of meer van de hiervoor bedoelde personen, mits met goedkeuring van de raad van commissarissen;
  • Art. 12. Als de certificaathouder een rechtspersoon is, dient die rechtspersoon de gehouden certificaten aan de overige certificaathouders aan te bieden “indien deze wordt ontbonden of ophoudt te bestaan”;
  • Art. 13. In geval van een zogenaamde ‘change of control’ (in de zin van de SER Fusiegedragsregels 2000) bij een rechtspersoon die certificaten houdt, moet die rechtspersoon de certificaten aanbieden aan de overige certificaathouders, tenzij de uiteindelijke zeggenschap over de rechtspersoon die de certificaten houdt, wordt verkregen door één of meer bloedverwanten in rechte lijn van de pater familias.

De eisers zijn van mening dat bij de juridische fusie de aanbiedingsplicht ten onrechte niet is nageleefd en zij vorderen dan ook nakoming van de aanbiedingsplicht. Nakoming bestaat volgens eisers uit het alsnog aanbieden van de certificaten die als gevolg van de juridische fusie zijn overgegaan van de ene beheermaatschappij van Zoon 1 naar de andere.

 

Eisers betogen dat de statuten op zuiver objectieve wijze moeten worden uitgelegd. Gedaagde wijst er echter op dat het hier gaat om een familiebedrijf en dat de statuten zijn opgesteld door familieleden gezamenlijk. In de optiek van gedaagde is de partijbedoeling bij de uitleg van de relevante bepalingen uit de statuten wel degelijk relevant zodat niet van een (zuiver) objectieve uitleg moet worden uitgegaan.

 

Beoordeling van de rechtbank

De rechtbank zet uitgebreid de uitgangspunten voor de uitleg van statuten uiteen, zoals die volgen uit de heersende jurisprudentie. De rechtbank overweegt dat statuten in beginsel naar objectieve maatstaven worden uitgelegd, gezien hun bijzondere karakter. Statuten beïnvloeden immers ook de rechtspositie van hen die de subjectieve partijbedoeling van de opstellers van de statuten niet kunnen kennen. Anders gezegd: ook derden, partijen die niet als aandeelhouder of bestuurder bij de vennootschap zijn betrokken, kunnen kennisnemen van de statuten en moeten kunnen afgaan op de inhoud daarvan. De rechtbank overweegt vervolgens dat de objectieve uitleg niet betekent dat de statuten louter grammaticaal moeten worden uitgelegd. Bij de uitleg van één bepaling in de statuten moet de inhoud van het geheel van de statutaire bepalingen in acht worden genomen. Dit betekent dat ook elders in de statuten gebruikte formuleringen in aanmerking mogen worden genomen bij de uitleg van een bepaling. Ook moet worden gelet op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende grammaticaal op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Daarnaast spelen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een rol, aldus de rechtbank. Onder meer de verhouding tussen aandeelhouders wordt op grond van de wet mede beheerst door de vennootschapsrechtelijke redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW) zodat die een aanvullende rol kan hebben als bijvoorbeeld een leemte in de statuten bestaat.

 

De rechtbank overweegt dat de statuten in de onderhavige kwestie naar objectieve, maar niet puur grammaticale, maatstaven moeten worden uitgelegd, met oog voor de omstandigheden van het geval en de aard van de vennootschap. Ook de uit de inhoud van de statuten kenbare partijbedoeling van de opstellers is van belang, aangezien hier sprake is van een familiebedrijf. Niet alle huidige certificaathouders zijn betrokken bij het opstellen van de statuten, maar zijn wel allemaal familie van elkaar en de opstellers.

 

De rechtbank komt tot het oordeel dat ten aanzien van de juridische fusie de statutaire aanbiedingsplicht niet van toepassing was en motiveert dat als volgt:

  • Art. 11 is niet van toepassing, aangezien dit artikel ziet op overdracht. Van overdracht is bij een juridische fusie echter geen sprake. Dit is mijns inziens juist, aangezien overdracht ziet op verkrijging onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 3 BW) terwijl bij juridische fusie sprake is van verkrijging onder algemene titel (art. 3:80 lid 2 BW);
  • Art. 12 is niet van toepassing, omdat een redelijke uitleg meebrengt dat het artikel niet ziet op een juridische fusie. Het artikel ziet alleen op ontbinding of faillissement en niet op de gevolgen van een juridische fusie. De rechtbank komt tot dit oordeel, omdat volgens de rechtbank art. 12 specifiek is gericht op gevallen van verkrijging van zeggenschap door een andere rechtspersoon, zodat op de juridische fusie alleen art. 12 van toepassing zou kunnen zijn.
  • Art. 13 is in beginsel wel van toepassing omdat de juridische fusie een ‘change of control’ is waarop de SER Fusiegedragsregels 2000 van toepassing zijn, maar aangezien hier sprake is van overgang naar een rechtspersoon van een bloedverwant van de pater familias (de andere beheermaatschappij van Zoon 1), brengt een redelijke uitleg van de statuten mee dat ook op grond van dit artikel geen aanbiedingsplicht gold.


Afsluitende opmerkingen

Alhoewel over sommige overwegingen van de rechtbank anders zou kunnen worden gedacht, met name de vraag of art. 12 van toepassing zou moeten zijn, valt de uitkomst mijns inziens te billijken. Het was de intentie van de opstellers van de statuten te borgen dat de certificaten van aandelen niet zomaar in handen van niet-familieleden terecht kunnen komen en dat overdracht binnen de familie vrijelijk moet kunnen plaatsvinden. Daarnaast zijn geen belangen van derden, te weten niet-familieleden, geschonden aangezien in deze kwestie geen derden zijn betrokken.

Keywords

Aandelen
Familiebedrijf
Statuten
Uitleg
Vennootschapsrecht

Auteur(s)

Laurens Huisman

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten te ’s-Hertogenbosch

 

LinkedIn