
De uitkoopprocedure in de Felyx-zaak
Blog
In een recente uitspraak heeft de Ondernemingskamer zich gebogen over een vordering van Cooltra om haar meerderheidsbelang in Felyx uit te breiden door alle overige aandelen over te nemen. De zaak, die draait om de toepassing van artikel 2:201a BW, raakt belangrijke kwesties van aandeelhoudersrechten, de vaststelling van een eerlijke prijs bij overnames en de rol van onafhankelijke deskundigen in dergelijke procedures. In deze blog worden de belangrijkste overwegingen en implicaties van het vonnis besproken, met speciale aandacht voor de nieuwe Leidraad voor deskundigen in de geschillenregeling.
Feiten
De zaak betreft een uitkoopprocedure ex artikel 2:201a BW. Deze weinig voorkomende juridische procedure, die zich afspeelt tussen Cooltra Inversion Motos, S.L.U. (“Cooltra”) en Stichting administratiekantoor aandelen Felyx Sharing Holding II (“STAK II”), draait om de overdracht van aandelen in Felyx Sharing Holding B.V. (“Holding”), bekend van de groene deelscooters.
Begin 2023 stond Felyx er financieel slecht voor. Door het terugtrekken uit de Duitse markt en de invoering van de helmplicht in Nederland per 1 januari van dat jaar, is het aantal ritten op Felyx-deelscooters met 33% gedaald. Dit maakte een herstructurering noodzakelijk om het financiële tij te keren. Onderdeel van deze herstructurering was het overdragen van de aandelen van Holding naar Cooltra en het overnemen van leasecontracten en financieringen. In het voorjaar van 2024 heeft Cooltra zo goed als alle aandelen in Holding verkregen. Met de laatste andere aandeelhouder, STAK II, werd in de herstructurering echter geen overeenstemming bereikt over de prijs van de over te nemen aandelen. Hierdoor heeft Cooltra STAK II gedagvaard en ex artikel 2:201a BW gevorderd dat STAK II de door haar gehouden aandelen aan Cooltra overdraagt.
Oordeel Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer heeft aan de hand van een verklaring van een notaris en het aandeelhoudersregister vastgesteld dat Cooltra, ten tijde van dagvaarden, 97,54% van de aandelen in Holding houdt en 97,83% van de stemrechten in de algemene vergadering van Holding kan uitoefenen. Er wordt dus voldaan aan de vereiste 95%-grens uit artikel 2:201a BW. Ook is er volgens de Ondernemingskamer geen sprake van een van de afwijzingsgronden uit artikel 2:201a lid 4 BW, waardoor de vordering van Cooltra niet is gehinderd en de vordering wordt toegewezen.
De prijsbepaling
Een belangrijk onderdeel van de uitspraak is de te betalen prijs voor de aandelen. Cooltra vordert primair om voor de over te nemen aandelen een totaalprijs van € 0,02 te betalen. Deze prijs is afgeleid uit het herstructureringsakkoord, waarbij voor de (overige) aandelen een (symbolisch) bedrag van € 1 is betaald.
De Ondernemingskamer overweegt dat de wetgever met artikel 2:201a BW heeft beoogd dat aan de uitgekochte aandeelhouder een reële en redelijke vergoeding moet worden toegekend. De Ondernemingskamer benoemt daarom een deskundige die de waarde van de aandelen dient te bepalen per 31 december 2024, de door de Ondernemingskamer vastgestelde peildatum.
Leidraad voor deskundigen in de geschillenregeling
Vermeldingswaardig is dat de Ondernemingskamer in rechtsoverweging 3.13 de deskundige ‘in overweging geeft’ om bij de waardering acht te slaan op de door de Ondernemingskamer opgestelde Leidraad voor deskundigen in de geschillenregeling (de “Leidraad”). De Leidraad beoogt, in aanvulling op de Leidraad voor Deskundigen in Civiele Zaken, een aantal aspecten van het te verrichten deskundigenonderzoek te verduidelijken en de deskundige enige praktische handvatten te bieden. De Leidraad is op 24 februari 2025 gepubliceerd – ongeveer een week voordat het hier besproken arrest is gewezen. De Leidraad wordt voor zover mij bekend voor het eerst (expliciet) in deze procedure gehanteerd. In de preambule van de Leidraad staat dat deze van toepassing is op artikelen 2:336a BW, 2:343 BW en (zoveel als mogelijk op artikel) 2:343c BW. In het onderhavige arrest, dat gaat over een uitkoopprocedure ex artikel 2:201a BW, wordt de aan te stellen deskundige óók expliciet gewezen op de Leidraad. De Leidraad wordt in dit arrest dan ook niet alleen voor het eerst gehanteerd, maar het toepassingsgebied wordt tevens direct uitgebreid.
Uit de Leidraad volgt dat de prijs voor de over te dragen aandelen gebaseerd moet zijn op een reële en redelijke vergoeding voor de uit te treden aandeelhouder, dit in lijn met bestendige rechtspraak (zie EHRM 16 januari 2001, JOR 2001/81 (Offerhaus/Staat der Nederlanden)) . Deze vergoeding wordt vastgesteld als het pro rata-deel van de volledige waarde van alle aandelen op de peildatum, waarbij de waardering gebaseerd is op de aanname dat de onderneming zelfstandig wordt voortgezet (going concern). De peildatum is doorgaans de datum waarop de overdracht formeel wordt vastgesteld, bijvoorbeeld op het moment van de uitspraak door de Ondernemingskamer, waarna toekomstige waardeveranderingen voor rekening van de verkrijger komen. Voor de waardering van de onderneming wordt primair gebruikgemaakt van de Discounted Cashflow (DCF)-methode, eventueel in combinatie met een andere methode voor kruiscontrole.
De bepalingen uit de Leidraad lijken deels overeen te stemmen met artikel 3:351 BW die geldt voor deskundigen in enquêteprocedures. Zo is het aan de deskundige om tijdens het onderzoek de noodzakelijke gegevens te verzamelen en bepaalt zelf welke informatie en bronnen hij daarvoor nodig acht. Hierbij kan hij onder meer denken aan boeken, bescheiden en andere gegevensdragers zoals interne rapportages, notulen, correspondentie en digitale communicatie. Bovendien is de rechtspersoon verplicht deze documenten beschikbaar te stellen en dienen alle betrokken partijen mee te werken; indien dat niet gebeurt, kan de Ondernemingskamer passende maatregelen treffen. Daarnaast kan de deskundige de Ondernemingskamer verzoeken toestemming te verlenen voor het raadplegen van documenten van nauw verbonden rechtspersonen (zie ook artikel 3:351 lid 2 BW).
Ter afronding
Deze zaak biedt een duidelijk voorbeeld van de weinig voorkomende uitkoopprocedure ex artikel 2:201a BW. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat de vordering van Cooltra voor de overdracht van de aandelen in Felyx kan worden toegewezen, maar de prijs moet door een deskundige nader worden vastgesteld. In zoverre krijgt deze procedure dus nog een staartje. Dit kan resulteren in een interessante uitkomst, omdat de Ondernemingskamer eerder heeft geoordeeld dat een symbolisch uitkoopbedrag van € 1 niet mogelijk is (zie Hof Amsterdam (OK), ECLI:NL:GHAMS:2012:BW6589 (Retif/Holland) r.o. 3.10). Mogelijk dat de STAK dus beloond gaat worden door de gehanteerde hold-out strategie in de vorm van een hogere uitkoopprijs dan dat de andere aandeelhouders in het kader van de herstructurering hebben gekregen voor de overgedragen aandelen. Tevens wordt met dit arrest de Leidraad voor het eerst in de praktijk geïntroduceerd.
Keywords
Auteur(s)
